Rivierzeilen is anders dan op ruim water. Er is stroming. Er is doorgaande scheepvaart van allerlei vaartuigen.
Er moet voldoende wind zijn om in deze omstandigheden zo vrij mogelijk zonder last voor anderen te kruisen en men heeft de oever weer spoedig bereikt.De wind kan erg wervelen en het is dan ook handig om bij een vaste afstand van de oever of kribben door de wind te gaan.
Daarvoor hanteer ik zelf een scheepslengte als minimum en houd ik altijd de motor gestopt in stand-by.
Niet alle rivieren zijn te bezeilen, omdat ze te druk zijn met grote duweenheden; laat hier uw zeemanschap u leiden in het beslissen hoe te varen.
Met de sloep een middag rivierzeilen
Terwijl ik zondag lekker thuisbleef, want dan is het druk op de camping/haven, ben ik maandagmiddag naar de sloep getogen met een klusdoel, want er was slecht weer voorspeld.
In de mast hangen drie mooie eiken blokjes, welke tegenwoordig een vermogen kosten.
De grootschoot bestaat uit een moderne set; Twee vioolblokken één met rem en een twee schijf tegenblok (beide Barton?).
De kraanlijn toont wel wat sleet en ik had sinds vorig jaar al een nieuwe lijn klaarliggen; dat was de klus.
Vroeger al vond ik maandag een fijne dag; na de nachtdienst ging ik ’s middags naar de boot; dan zijn er geen overdreven speedbootkapiteins en is de rivier wat rustiger.
Kom ik maandagmiddag aan boord, staat er een mooie stabiele bries, een zonnetje en nauwelijks scheepvaart. Vanuit de sluis komen de boten bij schutting.
Ze gaan wel zo hard mogelijk, maar daar houd ik rekening mee.
De wind en zon stonden er zo mooi bij, dat ik de boot zeilklaar heb gemaakt; motor gestart en tegen de wind in de zeilen gehesen.
Na het grootzeil moest ik eerst even bijsturen. Namelijk zodra deze in de mast hangt begint de sloep te lopen. De fok daarna gehesen (fluitje van een cent) en daar ging de Virgin.
Met een 3 ½ knoop stak ze de rivier over en moest ik gaan kruisen om richting de sluis te komen. Zag ik van beneden scheepvaart aankomen, dan probeerde ik, voordat ze nabij waren, bovenwinds te komen, (veiligste plek). Dan vier ik de schoten en start ik eventueel de motor. Zijn ze dwars van mij, dan trek ik de schoten aan en het hout komt weer in beweging.
Het is dan net of je een motor start; ze gaat naar 1 knoop, dan gaat ze schuin en loopt met ruim 3 knopen weer naar de overkant. Heerlijk is dat.
Kom ik aan de overzijde van de rivier, dan ga ik op een scheepslengte van de wal door de wind.
Tussen de kribben kijk ik naar mijn dieptemeter, maar over het geheel genomen vaar ik daar slechts in om te wenden.
Het is daar al gauw ondiep. En al lig ik slechts 70 cm diep; daar moet ik rekening mee houden.
Op de foto, dat heeft kapitein Iglo nooit gevoeld; dat kan je aan zijn snuit zien; het watje. Eenmaal viel even de wind weg en was ik te dicht de oever. Schoten los gemaakt. Heb de neus zachtjes tegen de stenen gelegd en met de motor het achterschip bijna haaks op de oever gestuurd en achter uit. Dan een rond weer naar de wind en daar gingen we weer.
Zo kwam ik in de zwaaikom en heb daar gekeerd, omdat de donkere luchten zich gingen verzamelen.
Een zwaaikom is een nagemaakt wiel in het water dat het slib opvangt.
Voor de wind terug gezeild; gevolgd door de donkere luchten. Ineens zakte de wind weg en heb ik de motor gestart om 3 knopen aan te houden. Nabij de haven heb ik eerst de fok gestreken en daarna het grootzeil midscheeps op het kruis getrokken en gevierd. Fok van de voorstag afgenomen en in het vooronder gelegd. En toen begon het heftig te waaien; als de bliksem (midden op de rivier) het grootzeil opgevouwen en met zeilbinders gefixeerd. Het roer stond recht en het schip werd dwarsliggend naar boven geblazen, maar ze voer geen meter; ik was trots op haar.
De bootshaak bij de hand, stootwillen uitgehangen en tegen de wind in een eindje voorbij de ligplaats gevaren. Dan rechtsomkeer met de wind van achteren dicht langs de boten naar de box en bijna bij de ligplaats “hard bakboord” en snel vastmaken.
Eerst bovenwindse zijde vast en dan de rest. Toen begon het water met bakken uit de hemel te vallen en was ik kletsnat. Ik voelde mij onvoorstelbaar blij.
Vandaag zou ik gaan drogen, maar er zijn zoveel buien, dat het grootzeil niet kan drogen.
Morgen wordt het beter. En de kraanlijn moet nog even wachten, want zeilen gaat voor.
Er is eigenlijk nog wel een probleem bij varen op de rivier bij laag rivierwaterpeil.
Grote schepen varen dan meestal slechts half geladen of minder precies in de vaargeul.
Zij kunnen daar feitelijk nauwelijks van wijken,
De vaargeul is aan de wal aangegeven met baken of palen met wat verlichting.
Deze markering is vooral bij bochten in de rivier kritiek voor grote schepen.
Want dan steken de vrachtschepen van de ene oever naar de andere.