Reddingboten hebben extra drijfvermogen en gewone boten niet.

 

Art.3. De boten worden verdeeld in reddingboten, zijnde open boten met vaste boorden en uitsluitend in de boot aangebrachte lucht kasten en gewone boten, zijnde open boten zonder middelen tot vergroting van het drijfvermogen.

Eisen waaraan boten moeten voldoen

Art.4 1. Alle boten moeten behoorlijk van deugdelijk materiaal, volgens door het Hoofd van de Scheepvaartinspectie te geven aanwijzingen, zijn gebouwd. Zij moeten van zodanige vorm en zodanige afmetingen zijn, dat zij bij zeegang een ruime mate van stabiliteit bezitten en bij volle bezetting en volledige uitrusting, voldoende vrij boord hebben. Gewone boten moeten met volle bezetting en volledige uitrusting een minimum vrij boord van 30 centimeter hebben.

Alle boten moeten zo sterk zijn, dat zij zonder gevaar met volle bezetting en volledige uitrusting te water kunnen worden gebracht. De ophangpunten in de boten moeten zo zijn gelegen, dat de boten gemakkelijk vrij zwaaien van de davits. Alle boten moeten langs de buitenzijde voorzien zijn van een in bochten hangende stevig aangebindselde grijplijn. De betimmering moet zodanig zijn aangebracht, dat de losse lucht kasten op eenvoudige wijze kunnen worden weggenomen.

 Glij spanten

Alle boten moeten ter weerszijden tussen de glij spanten of de boot klampen over ongeveer 1,5 meter lengte zijn voor zien van kimkielen, die zo moeten zijn aangebracht, dat zij op generlei wijze het te water brengen van de boten belemmeren. De kimkielen moeten van enkele uitsparingen voor handgrepen zijn voorzien.

2. Alle boten moeten, tenzij de beschikbare ruimte aan boord niet toelaat een boot van deze grootte plaatsen, een inhoud van ten minste 3,5 kubieke meter hebben.
Aan boord van passagiersschepen en schepen van 500 ton en meer, geen passagiersschepen zijnde, moeten de reddingboten een lengte van ten minste 7,30 meter hebben, tenzij het hoofd van de scheepvaartinspectie van oordeel is, dat het aan boord plaatsen van deze grootte onredelijk, of onpraktisch is. De lengte mag nimmer kleiner zijn, dan 4,90 meter.
Boten, welke met volledige bezetting en volledige uitrusting zwaarder zijn dan 20300 kilogram, zijn aan boord niet toegelaten. Reddingboten moeten bij voorkeur voor en achter scherp zijn. Reddingboten voor meer dan 60 personen moeten motor boten of met de hand voortbewogen schroef boten zijn. In de reddingboten moeten de onder blokken van de takels gemakkelijk en vlug kunnen worden uitgehoekt, doch het uithoeken hoeft niet gelijktijdig plaats te vinden.

3. Reddingboten moeten voldoen aan de volgende eisen:
De gemiddelde zeeg tussen voor en achter moet ten minste gelijk zijn aan 4 percent van de lengte; de lucht kasten moeten zodanig zijn geplaatst, dat bij volle bezetting en volledige uitrusting en onder ongunstige weersomstandigheden een voldoende mate van stabiliteit verzekerd is; zij moeten van doelmatig materiaal, bijvoorbeeld koper, doch niet van zink zijn vervaardigd en waterdicht zijn; zij mogen van inschroefbare afsluitdoppen zijn voorzien; lucht kasten, ook indien zij vast zijn ingebouwd niet langer zijn dan 1,25 meter; bij houten boten moeten de lucht kasten een gezamenlijke inhoud hebben van ten minste één tiende van de kubieke inhoud van de boot; wanneer de boot bestemd is voor 100 personen of meer, kan het hoofd van de scheepvaartinspectie een hoger percentage vaststellen; het drijfvermogen van een metalen boot moet ten minste gelijk zijn aan dat, geëist voor een houten boot van dezelfde inhoud.

4. Alle doften en langsscheepse zitplaatsen moeten zo laag als praktisch mogelijk is, zijn aangebracht; de buikdenning planken moeten zo geplaatst zijn, dat de bovenkanten der doften er niet meer dan 84 centimeter boven liggen.

Volgende artikel: Motor reddingboten